Elke cantate van het Weihnachtsoratorium weerspiegelt op unieke wijze de gebeurtenissen en de geest van de betreffende dag tijdens het kerstseizoen, en samen vormen ze een meesterwerk van kerkmuziek dat de essentie van het kerstverhaal prachtig tot leven brengt.

  1. Cantate I – “Jauchzet, frohlocket, auf, preiset die Tage”: Deze cantate opent het Weihnachtsoratorium en is bedoeld voor de Eerste Kerstdag. Het begint met een jubelende en feestelijke sfeer, waarin de geboorte van Christus wordt aangekondigd. Het omvat ook de aanbidding door de herders en sluit af met een lofprijzing van de geboorte van Jezus.
  2. Cantate II – “Und es waren Hirten in derselben Gegend”: Voor de Tweede Kerstdag vertelt deze cantate het verhaal van de herders die de engelen horen zingen over de geboorte van Christus en vervolgens naar de stal gaan om Hem te aanbidden. Het bevat ook een contemplatieve aria voor alt over de vrede die Christus brengt.
  3. Cantate III – “Herrscher des Himmels, erhöre das Lallen”: Deze cantate, bedoeld voor de Derde Kerstdag, gaat over de aanbidding door de herders en de lofzang voor de pasgeboren Christus. Het omvat een levendige aria voor tenor waarin de herders hun bewondering uiten voor het kind Jezus.
  4. Cantate IV – “Fallt mit Danken, fallt mit Loben”: Voor Nieuwjaarsdag behandelt deze cantate de besnijdenis en naamgeving van Jezus. Het bevat een prachtige sopraanaria die de dankbaarheid en lof voor het geschenk van Christus uitdrukt.
  5. Cantate V – “Ehre sei dir, Gott, gesungen”: Voor het feest van Epifanie (Driekoningen) vertelt deze cantate het verhaal van de wijzen die Jezus komen aanbidden. Het bevat levendige koren en aria’s die de glorie van Christus en zijn ontvangst door de wijzen vieren.
  6. Cantate VI – “Herr, wenn die stolzen Feinde schnauben”: Deze cantate, bedoeld voor de zondag na Nieuwjaar, blikt terug op de reis van de wijzen en waarschuwt voor de wreedheid van koning Herodes. Het eindigt echter met een triomfantelijke lofprijzing van Christus.
Ledenpagina